Ga door naar hoofdinhoud
  • Goed gedrag belonen: zeg tegen kinderen die het goed doen, dát ze het goed doen! Bijvoorbeeld wanneer oudere kinderen niet op het luchtkussen gaan als er jongere kinderen op spelen.
  • Keur het ongewenste gedrag altijd, duidelijk af. Benoem hierbij zoveel mogelijk het gewenste gedrag “Schoenen uit” in plaats van “Niet met schoenen springen”.
  • Het is belangrijk dat kinderen de consequenties merken als ze zich niet goed gedragen: als een kind wild blijft springen na de vraag om hiermee te stoppen, dan moet het even van het luchtkussen af (time-out).
  • Oudere kinderen kun je aanspreken op hun verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld “Hou rekening met kleinere en jongere kinderen”).
  • Verwijs naar de speelregels. Dat is makkelijk als ze in de omgeving te zien zijn, bijvoorbeeld op een poster of stoepbord.
  • Als kinderen van verschillende leeftijden op het luchtkussen willen en ze het lastig vinden om op hun beurt te wachten, stel dan een extra regel op. Bijvoorbeeld “Iedereen springt 2 minuten, dan is een andere groep aan de beurt”.