Goed gedrag belonen: zeg tegen kinderen die het goed doen, dát ze het goed doen! Bijvoorbeeld wanneer oudere kinderen niet op het luchtkussen gaan als er jongere kinderen op spelen.
Keur het ongewenste gedrag altijd, duidelijk af. Benoem hierbij zoveel mogelijk het gewenste gedrag “Schoenen uit” in plaats van “Niet met schoenen springen”.
Het is belangrijk dat kinderen de consequenties merken als ze zich niet goed gedragen: als een kind wild blijft springen na de vraag om hiermee te stoppen, dan moet het even van het luchtkussen af (time-out).
Oudere kinderen kun je aanspreken op hun verantwoordelijkheid (bijvoorbeeld “Hou rekening met kleinere en jongere kinderen”).
Verwijs naar de speelregels. Dat is makkelijk als ze in de omgeving te zien zijn, bijvoorbeeld op een poster of stoepbord.
Als kinderen van verschillende leeftijden op het luchtkussen willen en ze het lastig vinden om op hun beurt te wachten, stel dan een extra regel op. Bijvoorbeeld “Iedereen springt 2 minuten, dan is een andere groep aan de beurt”.